• poes1

  • konijnen

  • honden

  • konijn-cavia

  • vogels

  • kat-hond

  • cavias

Suikerziekte

Suikerziekte bij de kat (“Diabetes Mellitus”)

Wat is het precies?

Lichaamscellen hebben glucose (suikers) nodig om te kunnen functioneren. Als we eten, komt de voeding in de maag. Vervolgens wordt het voedsel in de maag en de darmen afgebroken tot onder andere glucose. Dit glucose wordt uit de darmen opgenomen en komt zo in het bloed terecht. Om de glucose vanuit het bloed in de cellen te krijgen is er insuline nodig. Insuline werkt als een soort portier. Hij opent de deur van de cel, zodat glucose naar binnen kan en verbrand kan worden.
Insuline wordt gemaakt in de alvleesklier, die aan het begin van de dunne darm (net na de maag) ligt.

Suikerziekte treedt vaker op bij katten die te zwaar zijn en weinig bewegen. Ook door ouderdom kan de alvleesklier minder goed werken en kan er suikerziekte ontstaan. Door een tekort aan insuline, wordt de glucose niet meer de cellen in getransporteerd (de portier is weg) en kan de cel geen glucose meer verbranden. Het glucose blijft in de het bloed hangen (“hyperglycemie”en wordt zo uitgeplast. De cellen moeten nu iets anders dan suikers gaan verbranden; ze gaan lichaamsvetten verbranden. Het dier zal dus gaan afvallen.

Symptomen suikerziekte

  • meer drinken en meer plassen: voor het uitplassen van de suikers is veel water nodig, en zal de kat meer gaan plassen en meer gaan drinken.
  • Overgewicht en daarna veel vermageren
  • vermageren ondanks goede eetlust
  • lusteloos en zwak
  • slechte vacht.

Diagnose

Door middel van bloedonderzoek kunnen we zien dat het gehalte aan glucose in het bloed te hoog is. In de urine zit dan ook glucose, welke normaal niet het geval is. Indien blijkt dat er teveel suikers in het bloed zitten, wordt het bloed naar het laboratorium gestuurd, waar ze fructosamines bepalen. Als de fructosamines verhoogd zijn, dan is er gedurende een aantal weken een te hoog suikergehalte in het bloed aanwezig geweest.

Therapie

De therapie bestaat uit 2 keer daags een injectie onder de huid met insuline. Deze injecties worden door de eigenaar zelf gegeven. Om de juiste hoeveelheid insuline te bepalen nemen we vaak de kat even op gedurende een aantal dagen. We gaan dan vaak bloed afnemen om te kijken of het suikergehalte al mooi gedaald is. Het is belangrijk om naast het geven van insuline de voeding aan te passen naar een speciaal dieet met weinig koolhydraten en veel eiwitten. Er moet altijd eten klaar staan. De bloedsuikercontroles kunnen vaak ook thuis uitgevoerd worden door de eigenaar. Een prikje aan de binnenkant van de oorschelp is al genoeg voor een bloeddruppel en zo is goed te meten wat de glucose concentratie in het bloed is.
Wij kunnen u helpen met het leren prikken en het doen van de controles.

Voor vragen kunt u altijd terecht bij Dierenartsenpraktijk Beijum 050-5410740